Geschiedenis Lutjegast

 

Lutjegast ligt in het westelijk deel van de provincie Groningen, in het zuidelijk Westerkwartier en telt ongeveer 1000 inwoners. Het dorp heeft een open bebouwing met veel groen. Er zijn drie toegangswegen en welke weg je ook neemt: steeds kom je het dorp binnen via een oude weg waar nog veel panden herinneren aan hun vroegere bedrijfsbestemming.

Van oorsprong is Lutjegast ontstaan als een agrarische nederzetting en die sfeer ademt het nog steeds: een streek van rust en ruimte met ongerepte natuur- en weidevogelgebieden. Vanuit toeristisch oogpunt hebben vooral wandelaars en fietsers de streek ontdekt, mede door de prachtige routes die de laatste jaren tot stand zijn gekomen. Het dorp Grootegast is de hoofdkern van de gemeente. De overige dorpen zijn Doezum, Kornhorn, Niekerk, Oldekerk, Opende, Sebaldeburen.

Afbeelding onder: glasschildering van de oude kerk omstreeks het jaar 1800 (het origineel is in kleur)

Afbeelding onder: glasschildering van de oude kerk omstreeks het jaar 1800 (het origineel is in kleur)

Het oudste deel van Lutjegast is de Abeltasmanweg, gelegen op een smalle zandrug. Aan deze zandrug dankt Lutjegast dan ook de naam: 'lutje' (luttel) betekent 'klein' en 'gast' betekent hier 'geest' (=zandgrond). Rond het jaar 1300 werd officieel vaak de Latijnse naam "Minorgast" gebruikt.
Bij de Torenkerk, voorheen Nederlands Hervormde kerk, (zie oude afbeelding) bevindt zich het hoogste punt, 2.50 meter boven NAP. Ter vergelijking van de hoogteverschillen rond Lutjegast: ten westen van de Wieren liggen de Mieden, de vroegere madelanden, op oude kaarten wordt een deel aangegeven als 'Hoge Meeden', terwijl ze beneden NAP liggen.

 

In oostelijke richting gaat de Abel Tasmanweg over in 'Westerzand' en 'Oosterzand'. Deze zandrug werd waarschijnlijk 2000 jaar voor Christus al bezocht door jagers, waarvan enkele vuistbijlen en een speerpunt zijn gevonden.

Aan de noordkant van deze zandrug ruiste in oude tijden de zee want Lutjegast is ooit een kustdorp geweest. De wisselende waterstromen door de getijden werden overigens ook ingezet als wapen tegen het binnenvallende leger van de bisschop van Munster, met name toen de stad Groningen door deze 'Bommen Berend' werd bedreigd. Rond 1672 is beschreven hoe mede door deze creatieve dijkbehandeling tijdens het vloedgetij nog 74% van het Lutjegaster gebied onder water kwam te staan.

In de tijd van Abel Tasman (zie kaart hierboven uit 1600), was Lutjegast nog via een uitloper van de zeearm de Lauwers verbonden met open zee,de voormalige Lauwerszee (het huidige Lauwersmeergebied). Kenmerkend voor deze historie is het open landschap van dit deel van het noordelijk Westerkwartier waar de zee klei heeft afgezet. Terpdorpen kom je hier dus niet tegen: daar is de landaanwinning nog te jong voor.

Ten zuiden van de zandrug, tussen Lutjegast en Grootegast, ligt een kleinschalig coulisselandschap, bestaande uit weidevogelgebieden met houtsingels. Het gebied kent afwisselend zandkoppen en veenafzettingen, met hier en daar klei-afzettingen. Plaatselijk is dit gebied sterk uitgeveend en er zijn nog veel petgaten te vinden.

Het Lutjegaster dialect het 'Westerkwartiers', is duidelijk een grensgeval. Taalkundig zijn de invloeden van drie provincies merkbaar: het dialect is een variant van het Gronings, maar qua verstaanbaarheid lijkt het meer op het Drents; het accent en de grammatica klinken echter nogal Fries en dat is verklaarbaar uit het feit dat 100 jaar geleden nagenoeg heel Lutjegast nog Fries sprak. Lutjegast is een grensdorp en dat is ook nu nog te merken aan het aantal dorpsbewoners van Friese afkomst en de vele zakelijke en sociale contacten met Friesland.